zaterdag 10 mei 2008

Roger Burggraeve: de genade van het troostende denken

Tijdens de voorbije week werd aan de Faculteit Godgeleerdheid, K.U.Leuven, bij gelegenheid van zijn emeritaat, professor Roger Burggraeve gehuldigd. Bij de internationale conferentie "Responsibility, God and Society: Theological Ethics in Dialogue" hoorde op zaterdag 10 mei 2008 ook een Nederlandstalige huldiging waar Roger Burggraeve zelf, na een voordracht van Renée van Riessen over "Mensen als plaats van God. Levinas en de christelijke theologie in gesprek over kenosis", een afscheidscollege gehouden heeft over "Ben ik dan de hoeder van mijn broeder? Over de ziel en reikwijdte van onze verantwoordelijkheid".

Wie hem kent, weet dat Roger Burggraeve kan boeien: hij heeft iets te zeggen dat mensen beweegt en hij kan vrij spreken omdat hij spreekt over zaken die hem diep bewegen én ook de ruime intellectuele, theologische en culturele bagage heeft om het te zeggen. Bovendien wordt zijn denken gestructureerd door een aantal constanten, waaronder bijvoorbeeld zijn interesse voor de Joods Franse denker Emmanuel Lévinas, zijn worstelen met de bijbel, en de gevoelige en tegelijkertijd veeleisende aandacht voor mensen en wat hen overkomt zoals blijkt uit de groei-ethiek waaraan hij heel zijn leven gewerkt heeft. Dat alles was ook aanwezig in zijn college vandaag. Ik blijf bij enkele punten staan die mij bijzonder getroffen hebben zonder de minste poging te ondernemen om de voordracht samen te vatten. Het kan wel helpen om te weten dat de grote boog van zijn betoog opgespannen werd door de vraag in welke beschaving wij mens wensen te worden, die van Kaïn die aan God antwoordt, na de moord op zijn broer Abel: "Ben ik dan de hoeder van mijn broeder?" (Gen 4,9), of die van het gesprek tussen Abraham en God wanneer deze laatste uit verontwaardiging om het onmenselijke kwaad dat er gebeurt, de stad Sodom wil vernietigen (Gen 18). Over die bijbelse teksten had E. Lévinas ook gesproken toen hij in de jaren '80 de K.U.Leuven bezocht, precies op de plaats waar vandaag Roger Burggraeve gehuldigd werd.

Het kwaad dat in Sodom bedreven wordt - zo Burggraeve's lezing van Gen 18 - is in de ogen van God zo onverdraaglijk dat God zelf polshoogte gaat nemen vooraleer zijn besluit uit te voeren de stad te vernielen. God heeft het wat moeilijk om dit verschrikkelijke voornemen ter sprake te brengen bij Abraham, wellicht omdat God vreest dat Abraham het er niet mee eens zal zijn. En zo is het inderdaad: Gods vreselijke logica om het kwaad uit te roeien, ook indien daar enkele onschuldige slachtoffers bij zouden vallen - zo onverdraaglijk is het kwaad in Gods ogen dat God bereid is die slachtoffers in koop te nemen! - beantwoordt Abraham met een al even excentrieke opvatting: kunnen niet een groot aantal misdadigers en smeerlappen gered worden omdat er toch enkele rechtvaardigen zijn?
Ik denk daarbij aan de logica van de zich uitdijende olievlek: tast de olie van de kwaden uiteindelijk ook het lot van de goeden aan, of is de olie van de goeden een uiteindelijke zegen ook voor de kwaden? In het concrete leven zijn kwaad en goed, vreugde en verdriet, natuurlijk onlosmakelijk met elkaar verweven als op de velden het goede gewas met het onkruid ... Er stelt zich natuurlijk wel een uiteindelijke vraag: wie haalt het dan: de dood voor allen, of het leven voor allen? Het doet me denken aan die moeilijke en controversiële theologische kwestie van de apocatastase: zou het mogelijk zijn dat uiteindelijk iedereen, alle schepselen, ook de duivel (!!), in de hemel zullen vertoeven? Het lijkt een aanfluiting van de rechtvaardigheid, een miskenning van de gerechtvaardigde verontwaardiging over het kwaad dat mensen aanrichten. En toch kunnen wij ons geen enkele mens inbeelden - hoe slecht die ook moge zijn - die niet door een of andere mens bemind of gekoesterd wordt. Kan dan de minnaar in de hemel zijn, als de beminde in de hel is? Kan de minnaar zich zo maar losweken van het lot van de beminde? Zouden de minaars tenslotte niet ook de beminden, hoe kwaad ze ook zijn, de hemel inlokken, omdat anders hun liefde niet volledig zou zijn ... Gelukkig is daarbij God zelf de eerste minnaar, want niemand van ons kan claimen zonder kwaadaardigheid te zijn.
Dat zijn voor mij heel moeilijke vragen, maar ze maken mijn hart en mijn ziel week, ze troosten mij, want ze staan me toe om die liefdeskracht in mij te raken, die ook Gods liefdeskracht is en waarbij het goed toeven is. Wanneer Roger Burggraeve aan het spreken was kwam, bij alle theologische ernst en nauwgezetheid, die vertroosting naar boven. Dit is iets wat bij Roger Burggraeve duidelijk wordt: troost is ook een criterium voor goede theologie - en 't is een jezuïet die dit van een salesiaan leert ...

Roger Burggraeve wees ook op een dubbel aspect in de wijze waarop Abraham God aanspreekt: "Mag ik zo vrij zijn tot mijn Heer te spreken, ofschoon ik maar stof en as ben?" (Gen 18,27). Vrijmoedigheid en bewustzijn van eindigheid en sterfelijkheid, bewustzijn van de verwevenheid in de geschiedenis van goed en kwaad en tegelijkertijd de moed om God te bevragen en in vraag te stellen ... Misschien, alzo R. Burggraeve, was dat wel wat aan Kaïn ontbrak: hij sprak niet meer tegen God, hij ging bij God niet klagen omdat hij zichzelf onrechtvaardig behandeld voelde toen Abels offer wel, maar het zijne niet werd aanvaard door God. Vrijmoedigheid ten aanzien van God had wellicht de broedermoord verhinderd ...
Ook dat is weer zeer troostend: het vrijmoedige gesprek met God aandurven als krijtlijn voor het menselijke samenleven en het naar duurzame vrede toe transformeren van conflicten met hoog geweldspotentieel. De houding van Abraham staat hem toe om voor zijn medemens bij God te bedelen - misschien, zo Roger Burggraeve, is het smeekgebed wel diepgaander dan de aanbidding van God. We verliezen ons inderdaad soms in de aanbidding, we kijken zo intens naar God, dat we vergeten om met God en vanuit God naar onze medemensen te kijken.

Tenslotte is de spanning tussen Kaïn en Abraham de vraag of wij inderdaad de hoeders van onze broeders zijn. Zijn wij als hoeders van elkaar geschapen: God is zo in ons dat wij met elkaar verbonden zijn, dat wij verantwoordelijkheid voor ons dragen? Dit is de kern van onze ehtische lotsbestemming, het is eveneens een ontolgoie die theologische betekenis heeft.

Het gelegenheidskoortje onder leiding van professor Peter De Mey zong een mooie, toepasselijke hymne van John Rutter: "For the joy of human love, brother, sister, parent, child, friends on earth and friends above. For all gentle thought and mild: Lord of all, to thee we raise this our joyful hymn of praise". Gezegend zijn zij die zoals gij, Roger, hun medemensen besmetten met het troostende denken. Zoveel dank. En laten we ook de decaan van de faculteit, Mathijs Lamberigts, bedanken voor zijn wijze woorden: "de geëmeriteerde professor wordt nu vervangen door de professor emeritus". Blijf ons stimuleren, Roger, in die volle vreugde die we vandaag op je gelaat konden lezen.

Geen opmerkingen: